Inschrijvingen, een wijze Cholita en nog wat lijm

Tijd voor weer een blogje. Ik heb jullie al weer meer te vertellen dan hier past! Met de stichting gaat het als een speer. De lessen zijn vorige week begonnen, sommige druk, sommige minder druk bezocht.

Tussen de lessen door ben ik volop bezig met promotie om de jongeren die nog niet zijn geweest, naar ons lokaal te lokken en de lessen vol te krijgen. Ik spreek ze inmiddels zonder schaamte op straat aan en in tegenstelling tot wat in Nederland zou werken is het hier dé manier. Jongeren warmen er van op en raken zo enthousiast dat ze ondanks hun verlegenheid de volgende dag toch op de stoep staan. Ook moeders staan me ‘s morgens al op te wachten om hun kind in te schrijven. Een fenomeen hierbij dat ik gelukkig steeds duidelijker zie aankomen is liegen over leeftijd. Onze leeftijdsgrens is 9 jaar en deze grens is inmiddels bekend in de buurt. Vanmiddag bijvoorbeeld kwam een moeder haar kind inschrijven. Het kind leek me zeker nog geen negen dus ik vroeg de moeder naar zijn leeftijd. “Negen”, zei ze. Oké, ik pak mijn inschrijflijsten en begin hem in te schrijven. Halverwege kijk ik nog een keer naar hem en vraag de moeder “wanneer is hij geboren?”. “Zestien april”, zegt ze me. “En het jaar?” Heen en weer schietende ogen. “Ooh, dat ben ik vergeten..” en ze begint verontschuldigend te glimlachen. Aiaiai, wat naar! “Sorry maar die leeftijdsgrens kan ik niet over gaan, kinderen onder de negen hebben een andere concentratiespanne en dan wordt de les heel anders!”, zeg ik haar. Dit draaien over leeftijd is aan de orde van de dag en brengt een andere dimensie aan de inschrijvingen en de klassen. Lastig!

Ikzelf ben nog aan het rennen en vliegen, heel normaal natuurlijk bij het oprichten van iets nieuws en sta soms ’s nachts nog uren te wassen op mijn balkonnetje om mijn hoofd een beetje te legen na weer een dag barstensvol indrukken. Soms wordt het werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat me te veel en barst ik ineens, zoals van de week, in tranen uit naast een Cholita in de bus. “Oh, niet huilen señorita, wat is er aan de hand?”, vraagt ze me. “Niks hoor, maar ik ben gewoon zo moehoeee”, snik ik tegen haar aan. “Tja, dat is typisch van uw cultuur hè, veel te hard en veel te snel willen werken”, spreekt ze me als een wijze oma toe. Wow. Ik sta (zit) met een mond vol tanden en voel me zo verwonderd dat ik mijn moeheid vergeet en een zalig gesprek met haar begin over cultuurverschillen en gewoonten.

In het visum proces heb ik eindelijk de eerste stap kunnen zetten. Om het proces voor het werkvisum in gang te zetten heb ik een verklaring van een werkgever nodig dat ik hier aan het werk ben. Maar mijn werkgever, de Casa, is hier nog niet legaal. Deze kan echter alleen legaal worden wanneer ik als persoon legaal ben En ik kan alleen legaal worden met zo een verklaring.… Zucht. Nou goed, een andere organisatie die een verklaring voor me schrijft heb ik nodig dus. Na een strijd van hier tot Tokio waarmee ik jullie niet mee ga vermoeien, is het gelukt en mocht ik begin deze week dus eindelijk een stel vingerafdrukken, pasfoto’s en een pak geld achterlaten bij de immigratiedienst en Interpol. Nu nog een maand of vier geduldig instanties aflopen, stempels verzamelen, pesos neerleggen, lief en geduldig glimlachen en dan….

Ten slotte nog een anekdote die ik echt even kwijt moet, die een lelijk of juist mooi beeld op mijn netvlies heeft geplaatst dat ik maar niet kwijtraak. Zaterdagavond ging ik met een groep vrienden naar een leuke tent in de stad waar je naast lekker aan een tafeltje hangen ook fijn kan dansen en waar niet alléén salsa wordt gedraaid. Gedanst, gedanst, gedanst, het was zálig! Toen we ’s nachts de tent verlieten stonden we nog een beetje na te kletsen en vrij snel kwamen er wat kinderen langs die kauwgompjes en sigaretten wilde verkopen. Een van de jongetjes van een jaar of zeven kwam naast ons zitten, pakte mijn hand en ging zonder er echt bij aanwezig te zijn in mijn vingers knijpen, mijn hand aaien en een beetje tegen me aan hangen, hard op zoek naar een beetje warmte! Op een gegeven moment was hij wat aan het mompelen en in het plastic bekertje dat hij in zijn hand hield aan het kijken. “Er zit niks meer in”, was wat ik uit het gemompel opmaakte. “Jawel” zei een vriend van me, “er zit nog wel wat in, kijk maar”. Hij nam het bekertje, met een bezorgde vaderlijke uitdrukking op zijn gezicht, kneep en duwde er wat in om zo het laatste restje lijm dat nog in de hoek van het verfrommelde plastic ding zat los te maken en gaf het terug aan het kind. Het was alsof hij een stuk speelgoed van zijn kind aan het repareren was, liefdevol en vol aandacht. Het kind bedankte hem, nam het bekertje aan, liep naar de overkant van de straat voor ‘wat meer privacy’ en stak er daar vervolgens zijn neus in. Wat een beeld!! Ik krijg het niet uit mijn hoofd en het leert me maar weer eens hoe gek de wereld in elkaar zit!
Hoe je niet zomaar over dingen kan oordelen. Hoe dingen soms niet goed maar ook niet fout zijn. Hoe dichtbij échte ellende hier is. Hoe je daar mee om kan gaan. Hoe affectie er ook uit kan zien. En hoe grijs, en niet zwart of wit, het allemaal is!