Van de week was ik lekker aan het kletsen met Youri, het voelt-als-ook-mijn-kind, zoontje van mijn beste vriendin- op skype. Hij was enthousiast aan het vertellen over zijn vakantie, wat ie allemaal beleeft had en nog wat dagelijkse dingen toen hij me ineens vroeg:
“Maareh, Laurie, in dat hutje waar jij nu zit hè, zijn daar nu ook Bolivianen?” “Ehm nee, hoezo?” “Nou, gewoon, ik zou er wel eens eentje in het echt willen zien.” Die grappige vraag die mijn dag maakte en er voor zorgde dat ik me ineens weer besefte hoe ver weg ik zit. Weliswaar niet in een Afrikaanse lemen hut (tja, dat is dan weer mijn beeld bij zo een vraag) maar wel heel ergens anders…
De volgende dag werd ik wakker en las ik per e-mail dat ik geen vriendje meer heb… Auw! ‘Is het allemaal nog niet heftig genoeg?!’ Het was een goed moment om te ervaren hoeveel kracht en liefde er om me heen is, want wat wás mijn familie lief. Eitjes kwamen ze brengen (“Ja, je moet toch eten?!”) en knuffels. Veronica (máx. 1 meter 50) tilde me op en begon me rond te draaien, je bent toch niet alléén, hija van me, samen maken we plezier!”. En uiteraard moest er gebeden worden. Dit maal door Daniela, de oudste dochter. “Dat Laurie maar heel veel zal slapen zodat ze snel weer opknapt”. Aaaah! En, “dat ze maar snel een dozijn (!) baby’s mag krijgen. Dat is gemakkelijk, dan krijg je overal korting Laurie! Amen”. Het was weer een gevalletje god of het lot, dat ze net op dát moment op mijn stoep stonden. Net wat ik nodig had! Constant spelen zich dat soort toevalligheden af. Ik weet niet waarom, maar overal verschijnen de juiste mensen op het juiste moment, overal komt net dátgene dat nodig is op mijn pad. Van de week bijvoorbeeld zat ik op Plaza Colon naar de wekelijkse djembé spelers te luisteren toen ik werd aangesproken door een wildvreemd meisje. Beetje babbelen, de bekende vragen beantwoorden: wat doe je hier, hoelang ben je hier enzovoorts en toen bleek ze een actrice én, hoe kan het ook anders, een theaterdocente.. Nét een dag nadat ik met iemand had gebrainstormd over dat een vrouwelijke docente misschien wel nodig en goed zou zijn voor de thema’s die wat gevoeliger liggen bij de tiener meisjes. Wow!!
De andere docenten blijven me ook verassen. Eergisteren ging ik op uitnodiging van Omar -één van hen- op bezoek bij een comunidad (gemeenschap) in Quillacollo. Hij had me aan het einde van de vorige vergadering uitgenodigd en ik had geaccepteerd, zonder eigenlijk te weten waar we naartoe zouden gaan. Ik kwam aan op de afgesproken plek en we liepen richting een soort van sportplein. Omar begon een historie te vertellen. Halverwege pas begon ik er iets van te begrijpen, het ging om een project. Een Zwitser had hier iets opgericht voor kinderen en jongeren en gaf hier niet alleen theaterlessen maar ook… “Hier is de carpintería (houtbewerkingruimte), hier maken ze hun eigen meubels die ze meenemen als ze op zichzelf gaan wonen. Hier is de peluquería (kapper) en hier de cocina (keuken) waar je, als het je weekdienst is, zelf het menu moet samenstellen en bereiden voor de hele groep.” “Oh.. is dit een weeshuis?”, vraag ik hem. Hij kijkt me lang en weifelend aan. “Het is een comunidad. Een kleine gemeenschap. De kinderen hebben geen ouders of zijn hun thuissituatie ontvlucht en wonen hier. Maar de term weeshuis is gevaarlijk, deze heeft een lege, hopeloze smaak. Een gemeenschap zijn we dus, het houdt in dat de kinderen en jongeren hier leren normaal te leven, dat ze elkaars familie zijn, dat ze opgeleid worden om de maatschappij aan te kunnen en vooral om zelfvertrouwen en trots op te bouwen!” Hij leidt me het gebouw rond en het lijkt wel een droom, overal hangt kunst, alle kunst heeft een diepere betekenis, de trappen zijn in verschillende kleuren geschilderd en er hangt een bijzondere en warme sfeer. In de ruimte waar hij me uitnodigt te gaan zitten om verder te praten is achter hem op de muur een boom geschilderd Op de uiteinden van de takken en vruchten staan termen als ‘zelfvertrouwen’, ‘initiatief’, ‘samenwerken’, ‘kracht’, ‘eerlijkheid’ en ‘uiten’. Overal waar ik kijk zie ik op niveau van gedachtegoed overeenkomsten met de plannen van de Casa de la Alegría, prachtig!! Ik vraag hem hoe lang hij hier heeft gewoond en hij vertelt me zijn verhaal. Op zijn 7e van huis weggelopen door een overdaad aan geweld vanuit zijn vader en stiefmoeder. Zijn oudere zussen en broers klagen deze aan en ze belanden in de gevangenis. “Vertelde je hen dan wat ze met je deden?” “Nee, dat konden ze zien. Mijn vader en stiefmoeder deden geen moeite om de blauwe plekken en wonden op onzichtbare plekken aan te brengen…” Ondertussen besluit Omar, aangetrokken door een Zwitser die onder andere theater maakt, hier te gaan wonen en ontwikkelt zich, door wekelijks concrete trainingen, tot een trotse man, een assertief type die weet wat hij wil! “Ja”, zegt hij lachend als ik even moet slikken na zijn verhaal, “het is net een film hè”.
Deze jonge man gaat voor ons werken en doet, evenals de andere docent, in zijn werkwijze weinig Boliviaans aan. Het plan dat ik hem geef, pluist hij uit en over iedere alinea is wel een kritische vraag of een aanvullend idee. Data wil hij, evenals de andere docent. Een strak plan. Waarom, wanneer, hoe, wat en wie? (Lotte, je zou genieten van deze jongens!). Ik besef me dat ik met hen weer een stap terug kan naar mijn eigen cultuur, ik kan nu gaan plannen en regelen. Bij iedere ontmoeting voel ik meer dat ik hier een bestuurachtige groep verzameld heb. Ze gaan weliswaar niet allemaal doceren maar, brainstormen, kritisch meedenken en uitwisselen doen ze vol enthousiasme. Ik ben niet alleen! Samen gaan we dit doen! Samen gaan we vallen en opstaan! Samen wordt dit een succes!